Oud-hockeyster Denise Admiraal (31) stotterde zo erg dat ze praten zo veel mogelijk vermeed. Toen ze uiteindelijk besloot nog één cursus te doen, veranderde haar leven compleet. Tekst Amanda van Schaik | Foto Dirk-Jan van Dijk ‘Mijn angst om te stotteren was jarenlang zo groot, dat ik me in allerlei bochten wrong om zo min mogelijk te praten. Als ik uit eten ging, wees ik op de menukaart aan wat ik wilde hebben of bestelde ik hetzelfde als diegene naast me. Als die dan bijvoorbeeld cola nam, baalde ik, want daar hou ik niet van. Maar ik knikte liever of zei ‘ik ook’ dan dat ik ‘ik wil graag appelsap’ zou moeten zeggen. Ik probeerde praten zo veel mogelijk te vermijden, en als ik toch iets moest zeggen, draaide ik eromheen. Met veel euhtjes, veel ge-jajaja’s. Ik zei nooit ‘gisteren’, maar ‘de dag hiervoor’, want dan had ik een aanloopje. Ik zei ‘hun’ in plaats van ‘zij’. Als ik dit hoor bij anderen vind ik dat verschrikkelijk, maar ‘hun’ was voor mij makkelijker om uit te spreken. Dit soort trucjes zorgden ervoor dat mijn verhalen vaak nogal onsamenhangend waren. Rond mijn derde ben ik gaan hakkelen, zoals wel meer kinderen van die leeftijd. Alleen ben ik daarin blijven hangen. Er was geen aanwijsbare reden voor. Wat ik eraan kon dóen, vond ik sowieso relevanter. Ik heb van alles gedaan om ervanaf te komen, zoals therapie gericht op het fysieke deel van stotteren, met de belofte: als je deze methode toepast, stop je met stotteren. Wanneer dat dan niet werkte, dacht ik dat het aan mij lag. Dat er iets enorm mis was met mij. Telkens als ik haperde, stelde ik mezelf teleur en begon ik een hekel aan mezelf te krijgen.’ Naar de wc vluchten ‘Ik had fases waarin ik opeens heel raar met mijn mond ging doen, ik ging ook weleens praten met grote handgebaren, om zo te proberen om niet te stotteren. Er waren periodes dat ik minder stotterde en periodes waarin ik alleen maar hakkelde. Vaak gingen mensen ervan uit dat ik zenuwachtig was als ik dat deed. Maar het gebeurde ook als ik me vertrouwd voelde bij iemand. Geregeld zeiden mensen: ‘Hè, gisteren praatte je nog vloeiend, hoezo zit je nu helemaal vast?’ Dat is het psychologische deel. Dan borrelde angst op, voelde ik iemand kijken, kreeg ik het gevoel dat ik veroordeeld werd en ontstond paniek of ik dat woord er ooit nog uit kon krijgen. Als een selffulfilling prophecy lukte dat ook niet en schaamde ik me. Jarenlang werd ik elke ochtend wakker met als eerste gedachte: wanneer moet ik praten en hoe ga ik dat uit de weg? Op school was ik constant bang dat ik iets moest zeggen. Tijdens Franse les ging ik uitrekenen welk woord ik hardop moest zeggen en probeerde me hier dan op voor te bereiden. Maar het liefst ging ik naar de wc voordat ik aan de beurt was. Ik was zo ontzettend bang dat ik zou blokkeren en zou worden uitgelachen. Mijn inner judge evalueerde me constant en strafte me af. Dan lag ik ’s avonds in bed en dacht: wat ben jij voor een mislukkeling, een kind van drie is nog in staat om zijn eigen naam uit te spreken. Ik kon met geen mogelijkheid mijn eigen naam zeggen. Ik voelde me ontzettend minderwaardig en wist ook zeker dat iedereen het stotteren net zo erg vond als ik.’ Hulp van tweelingzus ‘Ik heb een hechte vriendengroep sinds de brugklas. Zij wisten dat ik problemen had met mijn spraak, maar ze wisten niet hoe erg het was omdat ik allerlei trucs had om het te verbloemen. Ik stotterde weleens, maar richtte me voornamelijk op zinnen die er wel soepel uitkwamen. Thank god for WhatsApp, dat was echt een uitkomst voor mij. Ik ben opgegroeid zonder WhatsApp, en als ik in groep acht ’s avonds met een vriendinnetje wilde spelen, moest ik naar haar huistelefoon bellen. Het was al eng als ze zelf opnam, maar als een broertje of zusje of haar ouders opnamen, dan hing ik op. Ik probeerde later zo veel mogelijk digitaal af te handelen. En mijn tweelingzus Daphne praatte vaak voor mij. Ik heb er nooit expliciet om gevraagd, maar als ik niets zei, wist ik dat zij het zou overnemen. Daphne was mijn stem. Aan de ene kant vond ik dat verschrikkelijk, maar aan de andere kant was ik er ook heel blij om. Voor haar was het niet altijd leuk. Dan moest zij namens mij bellen om iets op te lossen en was ik heel ongeduldig, van: heb je nou al gebeld? Ik gedroeg me heel passief, maar wilde wel dat zij zich voor mij inzette. Soms zei Daphne: ‘Zou je niet weer iets willen proberen, een nieuwe cursus?’ Maar dan gooide ik een muur op en ontkende mijn probleem. Als ik hardop zou zeggen dat ik stotterde, gaf ik toe dat ik faalde. En er zat intussen zo veel negatieve emotie rondom het stotteren, dat ik het niet eens wilde overwegen.’ Geen vragen stellen ‘Tijdens mijn master Film- en televisie-wetenschappen wilde ik soms iets vragen tijdens college, maar durfde ik mijn mond niet open te trekken. Presentaties houden liet ik aan anderen uit de projectgroep over. Ik ging dan heel hard werken aan de opdracht om zo te compenseren dat ik de presentatie niet hoefde te doen. Niemand wist dat ik me zo druk maakte om spreek-situaties. Ik was heel vrolijk en sociaal en heel behulpzaam. Ik had het goed voor elkaar: ik heb mijn master gehaald, speelde voor het Nederlands zaalhockeyteam en werk als freelance videomaker. Voor de buitenwereld leek ik misschien succesvol, maar ik vond mezelf ondermaats. In het hockey had mijn stotteren in het veld niet zo veel invloed, wel denk ik dat ik zonder mijn stotterprobleem een meer leidende rol in het team had gehad. Ik liet mijn gestotter mijn leven dwarsbomen.’
Het bericht Denise Admiraal (31) stotterde zo erg dat ze haar eigen naam niet kon zeggen verscheen eerst op V!VA - Niets te verbergen.