Nancy van Wees (35) was ’s ochtends niet wakker te krijgen, overdag doodmoe en ’s nachts lag ze te stuiteren in bed. De reden: ze lijdt aan DSPS, het vertraagde slaapfasesyndroom. ‘Ik dacht dat ik zwak was omdat ik niet kon wat andere mensen wel kunnen: opstaan.’ Tekst: Vivienne Groenewoud | Foto: Joost Hoving ‘Op een avond, nu drie jaar geleden, hing mijn broer ineens aan de telefoon. Hij had het programma Bizarre slapers gezien en daarin zat iemand met DSPS. Hij dacht op dat moment maar een ding: dit heeft mijn zus. Mijn moeder heeft me veertien jaar lang elke dag wakker moeten bellen, ook toen ik allang niet meer thuis woonde. Vaak moest ze wel twintig keer bellen voordat ik wakker werd, en dan nog een paar keer om te controleren of ik wakker blééf. Dat had die jongen ook. Mijn broer en ik zijn heel close en werken ook samen, dus hij herkende de situatie direct. Toen is het balletje gaan rollen. Ik heb al mijn hele leven een hevige slaapstoornis. Als kind wist ik niet beter, ik dacht dat het normaal was hoe ik me voelde. Pas na m’n dertigste kwam het besef dat de meeste mensen gewoon fit wakker worden. Ik dacht dat iedereen zich slecht voelde in de ochtend, dat zij daar alleen beter mee om konden gaan. Als klein meisje moest ik van mijn ouders op tijd naar bed, maar dan liep ik nog uren rond te spoken op mijn kamertje. Uiteindelijk hebben ze alle knuffels en boekjes weggehaald, zodat er niets meer was waarmee ik kon spelen. Dan lag ik vervolgens in stilte uren te fantaseren in mijn bed. Mijn ouders dachten dat ik sliep omdat ze niets meer hoorden, maar ik was nog klaarwakker en verzon hele verhalen. Humeur ’s Ochtends moesten ze me altijd meerdere keren wakker maken, want ik viel altijd meteen weer in slaap. En als ik eindelijk uit bed was gekomen, had ik een extreem ochtendhumeur. Als ik om zeven uur opstond, had ik maar drie uur diepe slaap gehad en was mijn melatonine-niveau, het stofje dat ervoor zorgt dat je slaap krijgt, nog superhoog. En als ik uit mijn slaap werd gehaald, was ik woedend op alles en iedereen. Als iemand ook maar iets tegen me zei, was er al snel ruzie. Iedereen liet me maar zo veel mogelijk met rust. Ik was altijd extreem moe tot vier uur in de middag, daarna begon ik me iets beter te voelen, en na acht uur kwam ik in mijn element en had ik geen enkele behoefte meer om naar bed te gaan. Elke dag rond de ‘normale’ bedtijd baalde ik, omdat ik juist dan bruiste van energie en nog zo veel wilde doen.’
Het bericht Nancy heeft het slaapfasesyndroom: ‘Mijn vriend moet me elke ochtend uit bed tillen’ verscheen eerst op V!VA - Niets te verbergen.