Susanne (30) krijgt vreselijk nieuws na haar uitstrijkje: baarmoederhalskanker. In een vergevorderd stadium. Haar hele toekomstbeeld valt in duigen. ‘Ik kan geen kinderen meer krijgen, kom zelfs niet meer in aanmerking voor adoptie.’ Tekst Kimberly Palmaccio | Foto Dirk-Jan van Dijk ‘Afgelopen februari liet ik een uitstrijkje maken. Ik was net dertig geworden en kreeg een uitnodiging voor mijn eerste bevolkingsonderzoek. Twee weken later belde de huisarts. Er waren afwijkende cellen gevonden en ik moest langskomen in het ziekenhuis. Dan schrik je, maar de huisarts stelde me gerust; afwijkende cellen komen vaak voor, en ik moest me niet te veel zorgen maken. Een week later lag ik met mijn benen in de beugels voor een biopt, waarbij ze met een tangetje een stuk weefsel uit je baarmoederhals weghalen voor onderzoek. Mijn vriend hield mijn hand vast. Ik voelde het branden in mijn onderbuik. ‘Hoe ziet het eruit?’ vroeg ik. De arts schudde zijn hoofd. ‘Niet zo goed.’ Maar de definitieve uitslag zou ik pas een week later krijgen. Het waren zeven zenuwslopende dagen. Ik sliep slecht, kon alleen nog maar aan de uitslag denken. Toen ik een week later een telefoontje kreeg of ik naar het ziekenhuis wilde komen, wist ik genoeg. Dit was niet goed. Samen met mijn vriend reed ik naar het ziekenhuis. De hele rit hebben we bijna niks gezegd. Ik voelde mijn hart in mijn keel kloppen. In de spreekkamer hoopte ik zó dat de arts het woord niet zou zeggen, de ziekte niet zou noemen. Maar toch deed hij het. ‘U heeft baarmoederhalskanker.’ Ondanks mijn voorgevoel was het een klap in mijn gezicht. Hoe kon dit nou? Ik voelde me niet ziek. Ik had geen klachten. Ik was bang, en daarna boos. Waarom ik? Ik ben nog zo jong. Mijn vriend begon vragen te stellen, maar het gesprek ging langs me heen; het voelde alsof ik in een bubbel zat. Ik dacht aan mijn moeder en mijn zusje. Aan mijn toekomstplannen. Ik keek mijn vriend aan en las de angst in zijn ogen. Ik wist dat we op dat moment hetzelfde dachten: ga ik dood?’ Diagnose: kanker ‘Als je de diagnose kanker krijgt, heeft alles waar je mee bezig bent in je leven geen betekenis meer. Mijn baan betekende veel voor me. Ik werkte als marketingmanager en gaf leiding aan een groot team. Ook geld was belangrijk, want ik spaarde samen met mijn vriend voor een huis in Utrecht. En we wilden kinderen. Maar tegelijk met de diagnose hoorde ik dat ik geen kinderen meer kon krijgen. Ze zouden mijn baarmoeder, eicelleiders en een stuk van mijn baarmoederhals moeten verwijderen. Dat vond ik misschien wel de grootste klap. Iedereen om ons heen kreeg kinderen. Wíj wilden ook kinderen, we hadden zelfs al namen bedacht. Dat ik mijn eigen kind nooit op de wereld zou kunnen zetten, vond ik vreselijk verdrietig. Ik voelde me bij de keel gegrepen. Zag mijn toekomst met twee kindjes – hoe ik het altijd voor me had gezien – in duigen vallen. Het voelde alsof ik mijn vriend tekortschoot. Alsof ik zijn toekomst verpestte, omdat ik ook zíjn kinderwens ontnam. Dat besprak ik met hem. ‘Als het een reden is om bij me weg te gaan, snap ik dat,’ zei ik. Maar hij bleef. Het belangrijkste vond hij dat ik weer beter werd. We zouden hier samen voor gaan, samen voor vechten. Hij was een onvoorwaardelijke steun voor mij. ‘Die kinderen komen later wel,’ zei hij. Maar ik kon het niet loslaten. Ik verdiepte me in adoptie, maar de fertiliteitsarts (een basisarts die betrokken is bij de begeleiding van patiënten met een onvervulde kinderwens, red.) vertelde dat dat geen optie meer was. Ik moest eerst tien jaar kankervrij zijn, om in aanmerking te komen voor een adoptieproces. Het was een trap na. Ik heb de diagnose kanker al gehad, nu mocht ik – als ik weer beter zou worden – niet eens de regie over mijn eigen leven terug? Zo oneerlijk. Net zo oneerlijk als de onbetaalbare baarmoedertransplantaties, waarbij je een baarmoeder geïmplanteerd krijgt van een overledene. Zulke transplantaties doen ze alleen in België en kosten honderdduizend euro. Dat konden we nooit betalen. Ik had de hoop al bijna opgegeven, totdat de arts vertelde over een technologie – het hoogtechnologisch draagmoederschap – waarbij ze eitjes uit de eierstok prikken en daarvan een embryo kunnen maken. Met behulp van een draagmoeder zouden we dan alsnóg een kindje kunnen krijgen dat genetisch van ons was. Het was mijn laatste hoop, al mocht ik niet te vroeg juichen. Eerst moest ik een operatie ondergaan zodat de artsen konden zien of ik micro-uitzaaiingen had. Daarna werd duidelijk of ik chemobehandelingen moest. Als ik geen uitzaaiingen zou hebben, betekende dat snel herstel en mocht ik mijn eierstokken houden. Dan pas kon ik in aanmerking komen voor hoogtechnologisch draagmoederschap. Het zou de spannendste periode uit mijn leven worden.’
Het bericht Suzanne heeft baarmoederhalskanker: ‘Dat ik geen kinderen meer kan krijgen, vind ik de grootste klap’ verscheen eerst op V!VA - Niets te verbergen.