Het mag dan nooit haar ambitie zijn geweest om in de voetsporen van haar bekende vader te treden, sinds kort is Jet van Nieuwkerk (30) toch dagelijks op tv. Haar grote droom? Een eigen restaurant. Maar eerst even bevallen van haar eerste kind.
‘We hebben echt pech’; zegt Jet wijzend naar de steigers voor haar Amsterdamse huis. ‘Het hele gebouw wordt gerenoveerd, inclusief alle balkons. Een luchtje scheppen is er dus al maanden niet bij. Naar buiten kijken trouwens ook niet, want over de steigers hangt een wit doek. Soms heb ik een inzinking, omdat ik denk: wat zit ik opgesloten.’ Opgewekt: ‘Maar los daarvan kom ik de coronatijd best goed door. De eerste vier weken heb ik alleen maar thuisgezeten, heel streng. Dat voelde spannend en raar, omdat al mijn werk stopte. Maar ik dacht ook al snel: weet je wat, ik ga het ervan nemen. Rust aan mijn kop, meer tijd voor mezelf, mijn huis opruimen. Net op het moment dat ik me begon te vervelen, konden we door met de opnames van Wat eten we?, waarin ik de nieuwe thuiskok ben. Sindsdien draaien we twee dagen per week met een klein clubje. Als ik nog steeds geen werk had gehad, was deze situatie mijn strot wel uitgekomen.’
Heeft John de Mol moeite moeten doen om je bij Net5 binnen te hengelen?
‘Ik heb best lang nagedacht toen ik hiervoor werd benaderd: wil ik dit, is dit iets voor mij? Ik ben zo wispelturig joh, dat verandert bij mij met de dag. Andersom moesten zij ook kijken of ik geschikt was. Ze hadden me op het oog, maar ik moest me nog wel bewijzen. Vlak voor de coronacrisis heb ik een test gedaan en daarna was het afwachten of het nog zou doorgaan. Ik heb vreselijk veel geluk gehad, want het is een heerlijke nieuwe klus die tot minimaal het einde van dit jaar duurt.’
Wat maakt Wat eten we? anders dan alle andere kookshows op tv?
‘Uit onderzoek blijkt dat mensen vijf gerechten uit hun hoofd kennen en daarmee rouleren. Dat vind ik echt te weinig, dus ik wil laten zien dat koken leuk en makkelijk is. Iedereen is druk, maar je kunt in korte tijd zo veel lekkere gerechten maken: ovenschotels, aspergesoep, maaltijdsalades. In de coronatijd zijn mensen al massaal aan het koken geslagen, ik hoop dat ik ze kan inspireren om ook daarna meer te blijven koken. Dat doe ik vanuit een keuken die ik helemaal eigen heb gemaakt: er hangen fotos van vrienden aan de muur, menukaarten die ik spaar, een souvenir van mijn broer Kees uit China. Er is zelfs een extra hoog aanrecht, omdat ik 1,82 meter lang ben. Ik voel me er echt thuis.’
Leg je de kwaliteitslat van het programma voor jezelf hoog?
‘Alles heeft tijd nodig, dat is iets wat ik me met de jaren steeds meer realiseer. Ik ben enorm perfectionistisch, dus ik wil dat alles in keer goed gaat en vind altijd dat het nog veel beter kan. Maar ik word wat ouder en wijzer, dus ik besef dat niet alles meteen raak kan zijn. Ik heb er gewoon lol in en groei in mijn rol. Dat gun ik mezelf ook, al blijft het lastig dat ik een baan heb waarbij iedereen meteen meekijkt. Het liefst zou ik drie maanden in de luwte oefenen, maar dat zit er niet in. Dat maakt het spannend.’
Op je docuserie Niet gezond meer kwam vorig jaar veel kritiek (dat orthorexia geen erkende ziekte is en het vooral over Jet zelf ging, red.). Ben je bang dat je nu weer kritiek krijgt?
‘Ik vind kritiek niet leuk, maar ik kan het snel klein maken en weggooien. Geen idee hoe dat komt, want ik vind het echt wel belangrijk wat mensen van mij vinden, al geldt dat meer prive. Ik kan er zeker van balen, maar na een halve dag ben ik het kwijt. Dan denk ik: laat ze lekker.’
Is jouw geheime wapen een gezonde portie eigenwaarde en zelfredzaamheid?
‘Ja, zeker. Als we vroeger in de auto zaten, dan luisterden we vaak naar Bert en Ernie. Het refrein van ons favoriete liedje was; Maak er wat van, maak er wat van, als je ontevreden bent, nou doe daar dan wat an. Dat is wat mijn ouders me hebben mee gegeven: zint iets je niet, wacht dan niet tot het overgaat, maar doe er iets aan. Dat is ook hoe het bij mij werkt met kritiek. Ik kan gaan somberen of verdrietig doen, maar daar heb ik niet veel aan. Je kunt beter gewoon doorgaan, hoe moeilijk dat soms ook is.’
Zag je jezelf als kind al als kok?
‘Nee, ik wilde eerst altijd bij de politie. Ik hield van mode en me leuk aankleden, maar ik was geen meisje-meisje en best stoer. Gek op voetbal en altijd samen met mijn beste vriendin Elisabeth. We waren in onze jeugd onafscheidelijk en dat zijn we nog steeds. Weinig mensen kennen ons los van elkaar. Ik heb ook goed gepuberd, niet in de zin van uitgaan of extreme dingen doen, ik was zo Rupsje Nooitgenoeg dat altijd zat te morren. Volgens mijn moeder valt het wel mee, maar ik kan me zo schamen als ik aan mijn onaardige gedrag terugdenk.’
Je moeder was culinair recensent. Proefden jullie als gezin gezellig mee?
‘Eten is belangrijk in onze familie. Dat zijn de momenten waarop je samen bent en mooie gesprekken ontstaan. Mijn ouders hebben mijn broer en mij al vroeg geleerd om spannende dingen te eten: lever met spekjes of oesters, om maar iets te noemen. We werden culinair uitgedaagd, wat ik heel leuk vond. De politiedroom ebde daardoor weg en werd verruild voor een andere ambitie: een eigen restaurant beginnen. Dat wilde ik, honderd procent. Ik heb de Hotelschool gedaan, ben daarna in een restaurant gaan werken en uiteindelijk over eten gaan schrijven en zelf gaan koken, maar in mijn hart ben ik echt een gastvrouw.’
Waar komt dat vandaan?
‘Ik vind verzorgen heel leuk. Mensen uitnodigen, ervoor zorgen dat ze het naar hun zin hebben, ze in de watten leggen. Hier zie het je het wat minder, maar als je naar Parijs gaat, dan is gastvrouw zijn een echt vak. Dat zit in me en volgens mij ben ik er hartstikke goed in. Vlak voor de coronacrisis losbarstte, had ik heel veel zin om weer de bediening in te gaan: wijn inschenken, borden klaarzetten. Tegelijk vond ik het spannend, omdat ik het al lang niet had gedaan. Toch heb ik de stap gezet en gesolliciteerd bij restaurant Fa. Pekelhaaring, waar ik werd aangenomen. Ik had er net drie dagen gewerkt toen alles dicht moest vanwege corona. Mijn hoop is dat ik kan terugkomen zodra het weer opengaat, want ik mis het heel erg.’
Is een eigen restaurant nog steeds je grote droom?
‘Absoluut. Ik wil de mouwen opstropen en met mijn handen werken, niet de hele dag op mijn reet achter een bureau zitten. Daar ben ik gewoon niet voor gemaakt. Op de middelbare school vond ik het vreselijk om theorie te stampen, ik ben met mijn hakken over de sloot geslaagd. In de collegezaal zitten vond ik ook niets. Ik zou ook nooit meer een studie doen. Geef mij maar gewoon de praktijk. Daar zet ik me helemaal voor in en dan wil ik ook dat het perfect is.’
Heb je weleens uitgezocht waar je hang naar perfectie vandaan komt?
‘Het is geen faalangst, want dat heb ik niet. Maar er zit wel iets strengs in mij, een kant die wil dat het goed is. Het is echt een karaktereigenschap. Ik ga gewoon niet voor half-half, iets wat in principe heel positief is. Dat houdt me scherp en alert, en brengt me ergens.’
De keerzijde van niks half-half doen, is dat je makkelijker doorslaat, wat bij jou gebeurde met sporten en gezond eten.
‘Ja, dat zijn grote thema’s in mijn leven geweest. Ik was erdoor geobsedeerd, wat samenhing met mijn onzekerheid. Ik wist niet wie ik was, wat ik wilde, waar ik voor stond. Er was altijd wel iets op mezelf aan te merken, ook al was ik toen een stuk sportiever en slanker dan nu. Dat gaat over als je ouder wordt, wat ik echt heerlijk vind. Ik ben nog steeds op veel vlakken onrustig, maar ik kan nu gewoon in de spiegel kijken en denken: het is goed, ik ben blij.’
Hoe uit jouw onrust zich?
‘Oef, waarin niet? Ik heb altijd ideeën hoe iets anders of beter kan, wil steeds nieuwe dingen doen of gewoon weer wat anders. Dat gaat van een kleur op de muur tot werk en vakanties. Het gras aan de overkant is altijd groener. Soms is dat vreselijk irritant, dan denk ik: wees eens tevreden met wat je hebt en zit eens stil op je kont. Maar ik vind het ook leuk dat ik zo ben. Ik heb hoge pieken en diepe dalen, en die dalen zijn soms superklote, maar de pieken maken dat allemaal goed. Ik zou geen persoon willen zijn die constant maar stabiel is. Ik vind het leuk dat ik beweeg.’
Wie of wat brengt rust in jouw leven?
‘Mijn vriend Ward. Waar het bij mij alle kanten opschiet, is hij juist ontzettend stabiel. Hij is altijd in balans, wat vreselijk fijn is om naast me te hebben. Ik zou niet weten wat ik zou moeten met een man die hetzelfde in elkaar steekt als ik. Dat zou helemaal misgaan. Ward heeft een eigen productiehuis, is heel stevig geaard en absoluut geen watje of mietje. Hij kan mij goed op mijn plek wijzen als hij vindt dat ik weer eens uit de bocht schiet of in mijn eigen dingen verdrink. Dat voelt hij heel goed aan.’
Wat doe je als je van Ward moet relaxen?
‘Ontspannen is moeilijk voor me, maar ik spreek graag af met mijn vriendinnengroep van zeven vrouwen die ik al ken vanaf de middelbare school. Elisabeth zit daar ook bij, en samen zijn zij echt mijn steun en toeverlaat. Ik val altijd op ze terug, maar ik vind het ook belangrijk om regelmatig alleen te zijn. Eén of twee keer per jaar ga ik zonder Ward een weekje alleen weg: naar een stad of op yogaretreat. Ik kan ook heel erg genieten van shoppen of lekker met Ward op een terrasje zitten.’
Is het spannend of vooral leuk dat er een kleine Ward onderweg is?
‘Vooral leuk. Ik zei vroeger altijd al dat ik geboren was om moeder te worden. Toen ik vierenhalve maand geleden zwanger bleek te zijn, voelde het ook alsof het altijd zo had moeten zijn: dit is het gewoon, ik ben moeder. Het klopt gewoon. Ik hou van zorgen, ik hou vreselijk veel van kinderen, ik hou van familie en bij elkaar zijn, ik hou van liefde geven en liefde krijgen. Waarschijnlijk klink ik nu als een vreselijke dweil, maar het lijkt me heerlijk om moeder te zijn.’
Hoe voel je je?
‘De eerste drie maanden waren pittig. Ik ben heel erg misselijk geweest en was helemaal van de kaart. De hormonen namen het volledig over, waardoor ik niet meer mezelf was. Ik was niet vrolijk, ik was niet verdrietig, ik was niet boos, ik was gewoon heel vlak. Alles was oké, het zal allemaal wel, we zien wel. Dat vond ik lastig, want ik dacht: waar is die roze wolk, waarom ben ik niet blij? Tuurlijk hoor je weleens dat je je slecht kunt voelen tijdens de zwangerschap, maar dit was echt heavy shit. Dat is sinds een maandje weggetrokken en nu heb ik gelukkig wel kriebels in mijn buik.’
Is het eng om in deze gekke coronatijd zwanger te zijn?
‘Met veel dingen ben ik een enorme angsthaas. Ik heb hoogtevrees, durf niet in de achtbaan en ga zo maar door. Maar over mijn zwangerschap denk ik: het komt wel goed. We leven in een land waar alles top is geregeld, we hebben goede ziekenhuizen. Ik ben wel blij dat ik pas na de zomer hoef te bevallen, als alles misschien weer wat normaler is. Raamvisite in plaats van kraamvisite lijkt me niet te doen. Ik denk dat ik mijn ouders daar echt mee zou pijnigen.’
Hoe ga je om met de lichamelijke veranderingen?
‘Toen ik nog ontzettend kritisch op mijn lijf was, dacht ik weleens na over hoe het zou zijn als ik zwanger zou worden. Ik kon me daar niets bij voorstellen, maar nu vind ik het eigenlijk heel mooi. Er groeit een baby in mijn buik, hoe ongelooflijk is dat? Mijn billen en benen groeien natuurlijk mee, maar daar lig ik niet wakker van. Laten we eerlijk zijn: ik hoef geen dertig kilo aan te komen, maar ik vind het vooralsnog prachtig.’
Wil de perfectionist in jou de zwangerschap en bevalling volgens het boekje volbrengen?
‘Nee, nee. Ik denk dat de bevalling veel pijn gaat doen, maar het lijkt me een mooie ervaring om mee te maken. Van tevoren ga ik zeker nog wat boeken lezen, maar die ga ik niet van A tot Z uitpluizen. Ik ben ook geen type dat wil dat mijn haar tijdens de bevalling goed zit of dat mijn nagels zijn gedaan. Daar ben ik niet mee bezig.’
Heb je erover nagedacht hoe je een baby gaat combineren met je tv-werk, je eigen platform, de boeken die je schrijft en wat je nog meer doet?
‘Ik word kriebelig als ik niet werk, dus dat blijf ik zeker doen, maar wel een dag minder. Ward wil ook blijven werken, daarom gaat de baby straks naar de crèche en komt oma oppassen. Als na een tijdje blijkt dat ik vind dat ik toch niet genoeg tijd heb met mijn kind, dan zal ik daar een mouw aan passen.’
Is het je ambitie om je tv-carrière hierna nog verder uit te bouwen?
‘Niet per se. Ik vind mezelf geen geboren tv-maakster of tv-ster. Wat eten we? is op mijn pad gekomen en daar wil ik een heel leuk en langdurig programma van maken, maar het is nooit mijn ambitie geweest om een enorm grote tv-carrière te krijgen. Ik doe ook weinig mee aan spelletjes of andere programma’s. Dat is gewoon niet mijn droom. Mijn droom is een eigen restaurant, dat is wat ik wil. En dan kan mijn kind gewoon gezellig mee.’
Lees ook: Tóch #instaofficial: Jet van Nieuwkerk deelt eerste zwangerschapspost én verklapt meteen geslacht
Tekst Fleur Baxmeier Foto Kee kamp
Dit verhaal komt uit VIVA-2020-21. Dit nummer ligt t/m 27 mei in de winkel of kun je hier online bestellen.
»BESTEL VIVA ONLINE | KLIK HIER «
Het bericht Jet van Nieuwkerk: ‘Ik heb nooit gedroomd van een tv-carrière’ verscheen eerst op V!VA - Niets te verbergen.