Kasten zijn klootzakken. Ik mag ze niet. Charlatans zijn het. Ze spelen spelletjes met me, en ik trap er nog in ook. Dat is het ergste. Ik zie ze overal staan; in mijn slaapkamer, badkamer, keuken. Stuk voor stuk geven ze van buiten een kalme, uitgebalanceerde aanblik met een aura van fris gesteven katoen, afgevinkte to-do lijstjes, een perfect gegrild zeebaarsje met salsa verde en dunne schijfjes citroen. Dat werk. Ze spelen die rol met zo veel verve, dat ik elke dag vergeet wat hun ware aard is. Tot ik ze opentrek. Kiloknallervretende hooligans: dát zijn het. Allemaal. Die klaarblijkelijk niks beters te doen hebben dan zich voortplanten tussen het slopen door.
Neem mijn kledingkast. Ik weet niet beter dan dat ik mijn kleren daar altijd opgevouwen in leg. En dat dit toch echt, helemaal niet lang geleden, nette ordentelijke stapeltjes waren. Dus waarom ik nu dan elke dag iets aantref alsof we in een willekeurig seizoen Game of thrones aflevering negen zitten? Wie het weet mag het zeggen. Ze doen het erom. En vooral: met elkaar. Truien doen het met rokjes, rokjes met hemdjes, mijn broeken verkrachten gewoon alles wat er op hun pad komt, en de scènes die ik in mijn la met ondergoed aantref zijn zo gruwelijk en expliciet dat ik ze hier niet eens ga vermelden.
Het idiote is: de hooligans hebben het alleen op míj gemunt. Van de nette stapeltjes van de Kameel blijven ze af. Gewoon, omdat hij een man is. Dat patriarchaat, ik zweer je: ik doe ze nog eens wat. Maar goed, alles went, dus ook onderdrukking door een kastensysteem. Al kom ik ook regelmatig in opstand. Dan maak ik een ronde langs al die klootzakken, trek ze open en roei een deel van de populatie uit. Zet kruidenpotjes die elkaar hebben ondergebraakt weer in het gareel, beslecht een appelstroop-melbatoast-vete, zuig de keukenlades uit. Daarna voel ik me goed. Denk ik dat ik gewonnen heb, deze keer écht. Maar dan kijk ik omhoog, naar het hoogste kastje boven de magnetron. En weet ik dat ik te vroeg gejuicht heb.
Als hij goedgeluimd is, smijt hij alleen tien Tupperware-bakken in je gezicht
Het kastje des doods is er nog. En bij wat er in het kastje des doods huist, verbleekt een hele F-side tribune. “Ik denk niet dat het van deze wereld is,” zei de Kameel eens. Ik vrees dat hij gelijk heeft. Ogenschijnlijk is het kastje des doods een gewone bergplaats voor ovenschalen, braadsledes, springvormen en Tupperware-bakjes. Het kastje des doods zelf ziet dat anders. Als hij goedgeluimd is, smijt hij alleen tien Tupperware-bakken in je gezicht. Is hij slechtgeluimd, en dat is hij meestal, dan komt daar een gietijzeren braadslee op je voorhoofd bij, en wat aardewerk in je nek.
Wij openen het kastje des doods dan ook alleen nog onder strikte supervisie. Opruimen is geen optie meer: de laatste keer dat ik dat deed, nam hij wraak door een ovenschaal extra hard tussen mijn ogen te poneren.
“Ik haat je!” riep ik tegen het kastje des doods, en beende woedend weg.
Uit de keukenlades hoorde ik een koor van hoongelach opstijgen.
Maar ik kan me vergissen.
VIVA-journalist Fleur Meijer (35) schrijft over haar dagelijkse strubbelingen. Elke week lees je Fleurs column in VIVA.
Lees meer columns van Fleur:
Weemoed
Schnapps und tabletten
Freelancen
Beautybloggers
Rauw
Logeren
Koken
WC
Arbeid
Roest
Leuk
Molenplas
Gilles de la courgettesoep
Dronken
Carb lover
Het bericht Fleurs column: ‘Als hij goedgeluimd is, smijt hij alleen tien Tupperware-bakken in je gezicht’ verscheen eerst op V!VA - Stoer, sprankelend, sexy.