Het is januari, dan wil ik nog wel eens een goede daad verrichten. Dus stapte ik op een uiterst deprimerende dag de kinderboekenwinkel binnen om een spontaan cadeau voor een verse baby te kopen. Nu is het leesniveau van verse baby’s meestal ondermaats, dat weet ik. Maar ik hou toevallig erg van kinderboekenwinkels. In kinderboekenwinkels schijnt altijd de zon. En dat heb ik nodig op druipende donkere dagen. Trouwens, als de baby later een beetje schrander is geworden, zal hij me nog eens dankbaar zijn dat ik niet met het zoveelste eiig kijkende knuffeluiltje kwam aanzetten.
Alles klopte toen ik de deur opendeed. Het opbeurende belletje, het warme licht, de troostende geur van prentenboeken. En de kinderboekenwinkelmevrouw natuurlijk, die me vriendelijk begroette en geruststellend veel leek op Sien uit Sesamstraat. Precies zoals dat hoort bij kinderboekenwinkel-mevrouwen. Bestaat de echte Sien eigenlijk nog? Bestaat de echte Sesamstraat überhaupt nog? Ach, Dikkie Dik. Hij was er nog, die goeie ouwe kater. Met een noodgang werd ik alweer het verleden in gekatapulteerd. Toen ik nog met goed fatsoen op schoot kon zitten. Hoe ik op die schoot werelden aan eiig kijkende uiltjes, luie prinsesjes en truttige konijntjes aan me voorbij zag trekken. Zo vaak dat voorlezen niet eens meer nodig was: ik kende ze allemaal uit mijn hoofd. Of ik verzon ze zelf. De Kalimantjes, hoe zagen ze er ook alweer uit? Blauw, met een oranje kuif en snorharen, en ze woonden, zoals alle wezens destijds, in het grote, donkere bos. Mijn vader kende nog een bosvolk, de Arienaries. Ik zag ze altijd en overal wegschieten. En anders hoorde ik wel hun lange oren die over de grond sleepten. Misschien moest ik de Arienaries maar weer eens tot leven wekken en de verhalen van mijn vader opschrijven. Al was het maar omdat hij dan zelf voor altijd ietsje minder dood zou zijn.
Nee, niet aan denken nu. Ik kwam hier voor léuke dingen. ‘Kun je het vinden?’ vroeg Sien vanachter de toonbank. ‘Ja hoor!’ riep ik met overslaande stem. Vanuit mijn ooghoek zag ik mijn redding liggen. De Griezels! Roald Dahl! Ik begon verwoed te bladeren. Die eerste zin alleen al: ‘Wat lopen er tegenwoordig toch veel mannen rond met haar op hun gezicht.’ Nog steeds pijnlijk herkenbaar. En ook de rest herkende ik nog steeds. De baard van meneer Griezel, met de eeuwige stukjes kaas en sardientjes die erin bleven kleven, waardoor meneer Griezel ‘nooit echt honger hoefde te lijden’. Mevrouw Griezel met haar glazen oog, haar ‘rottige plannetjes’ en de Reuzenkribben-bijter in haar bed! En o ja, hoe kon ik het vergeten: de Rolmopsvogel en het Ondersteboven-apencircus! Wat een jaloersmakende vondst. Zoals alles aan de kinderwereld eigenlijk jaloersmakend is. Op dagen als deze zou ik nergens liever willen wonen. ‘Nog steeds leuk hè’, riep Sien me terug naar het hier en nu. Ik was ongemerkt al bijna op de helft van het boek.
‘Sorry’, zei ik, en ik legde De Griezels op de toonbank. ‘Ik neem deze alvast.’
‘Is het een cadeautje?’ vroeg Sien.
Ik schudde mijn hoofd.
VIVA-journalist Fleur Meijer (35) schrijft over haar dagelijkse strubbelingen. Elke week lees je Fleurs column in VIVA.
Lees meer columns van Fleur:
Gilles de la courgettesoep
Dronken
Carb lover
Verdriet
Zindelijk worden
Escape room
Pop-a-holic
Haarlem
De kluts kwijt zijn
geboortekaartjesetiquette
waarneembare hersenactiviteit
O-o-o mannetjes
Activisten
Meer Magazine Viva

Het bericht Fleurs column: ‘In kinderboekenwinkels schijnt altijd de zon. En dat heb ik nodig op druipende, donkere dagen’ verscheen eerst op V!VA - Stoer, sprankelend, sexy.