Ze leerde uit boeken hoe ze een gesprek moet voeren. En als ze rustig wil worden, ruikt ze aan papier. Isabelle Buhre (28) vertelt hoe het is om te leven met asperger. Tekst Vivienne Groenewoud Foto Dirk-Jan van Dijk ‘Hoewel ik mijn officiële diagnose pas kreeg toen ik 23 was, zie ik terugkijkend op mijn jeugd al dingen waarvan ik denk: het was overduidelijk. Mijn ‘fladderen’ bijvoorbeeld. Dat is typisch voor autisme. Vroeger deed mijn vader me weleens na. Dan ‘fladderden’ en huppelden we samen door de kamer. Soms begeleidde hij mijn gehuppel met muziek op zijn contrabas. Nog steeds denk ik daar met warme gevoelens aan terug, het gaf me een enorm gevoel van geborgenheid. Maar er waren meer dingen die op autisme wezen. Wanneer ik op een kinderfeestje was uitgenodigd, ging ik in mijn eentje op de trap zitten om een boek te lezen, zat ik op de grond bij de hond of zocht de ouders van de jarige op om over politiek te praten. Ik had en heb een aantal zeer duidelijke interesses, ook iets wat vaak voorkomt bij mensen met autisme. Van jongs af aan ben ik gefascineerd door Latijn, taalkunde, politiek en de Tweede Wereldoorlog. Mijn ouders zagen natuurlijk wel dat ik er andere interesses op nahield dan de meeste leeftijdgenoten, maar ik veroorzaakte geen problemen, en er waren ook geen dingen waar ik zelf tegenaan liep. Zij zagen dus geen enkele reden om met me naar de dokter te gaan. Sterker nog, ze moedigden me juist aan in mijn gedrag en interesses.’ Spiekbriefjes met de juiste vragen ‘Vanaf mijn vijftiende bracht mijn moeder me geregeld naar de universiteit om colleges te volgen, puur om mijn honger naar kennis te stillen. Ik was heel gelukkig met hoe mijn leven eruitzag. Ik besteedde veel tijd aan schrijven, filmen en monteren en had een intensieve briefwisseling met een hoogleraar. Niet dat ik alleen maar met mijn neus in de boeken zat, want sporten deed ik ook: ik ging fietsen of hardlopen en zat op hockey. Ik vond het trainen en in beweging zijn altijd leuk, al had ik geen echte aansluiting met de andere meiden in mijn team. Er is letterlijk een jaar voorbijgegaan waarin ik helemaal niets zei tijdens een training of wedstrijd, maar gepest werd ik niet. Ik had meestal wel het gevoel dat ik werd gewaardeerd om wie ik was. En soms waren die interesses ook handig: dan kon ik mooi debatteren op school of iets vertalen. Toch waren er ook dingen die ik expliciet moest leren. Toen ik zeventien was, merkte ik dat ik meer behoefte had aan vriendschappen en ben ik boeken gaan lezen over hoe je een gesprek gaande moet houden. Ook had ik spiekbriefjes die ik snel op de wc bekeek tussendoor. Dan wist ik weer: o ja, nu moet ik vragen hoe zijn vakantie was. Zonder dat soort geheugensteuntjes hield ik alleen maar monologen over Latijn. Dat zijn de meeste mensen na een minuut of tien toch wel een beetje zat. Eenmaal op de universiteit ging het makkelijker. Ik werd omringd door leeftijdgenoten met dezelfde interesses en ik werd actief in een politieke jongerenvereniging, waar ik in sociaal opzicht veel van leerde. Ik zit zelfs bij een studentenvereniging, waar ik ontgroend ben. Of, zoals ze in België zeggen: ‘gedoopt’. Het gevoel ergens bij te horen, was voor mij nieuw. Wel begon ik in mijn studententijd ook tegen bepaalde grenzen aan te lopen. Omdat ik op mezelf woonde, had mijn leven geen duidelijke structuur meer, zoals op de middelbare school. Daardoor kreeg ik steeds meer last van stress, pijnen en angst. Ik durfde soms bijna niet naar buiten en had er grote moeite mee om verschillende dingen – studie, werk en voor mezelf zorgen – te combineren.
Het bericht Isabelle Buhre heeft Asperger: ‘Met mijn ratje Tuut deel ik het meest’ verscheen eerst op V!VA - Stoer, sprankelend, sexy.