Quantcast
Channel: Magazine Viva – V!VA – Niets te verbergen
Viewing all articles
Browse latest Browse all 2509

Marcel van Roosmalen: ‘Ik ben geen lachebekje, maar toch wel een leuke man’

$
0
0

In zijn nieuwe boek schrijft journalist Marcel van Roosmalen over de misstanden in het verzorgingstehuis van zijn dementerende moeder. ‘Ik ben geen wereldverbeteraar, ik vond het gewoon goede verhalen.’ Wanneer heb je je moeder voor het laatst bezocht? ‘Een maand geleden. Ze lag in bed en ik stond er in een plastic pak bij. Ik kreeg haar niet wakker. Ja, misschien als ik heel hard had geschud, maar dan was ze zich kapot geschrokken. Staat er zo’n ruimtewezen naast je. Het afgelopen jaar heb ik haar best vaak opgezocht, maar eigenlijk heb ik al afscheid genomen. Het is ook niks. Ik heb geen rijbewijs, dus ik ben eerst drie uur onderweg met de trein. In het verzorgingstehuis kennen ze mij, vanwege de columns die ik in NRC over mijn moeder heb geschreven. Ze zijn geen fan. Dat snap ik ook wel, maar daardoor is het een kille ontvangst. En dan kom je bij je moeder, die je niet herkent. Dan wil ik het liefst gelijk weer weg.’ Voelt het als een opgave om naar haar toe te gaan? ‘Ik vind het asociaal klinken, maar dat is wel zo.’ Waarom wilde je een boek maken over haar aftakeling? ‘Ik heb altijd gedacht dat we haar op een dag dood zouden vinden in haar eigen woning. Dat was ook haar wens, zo lang mogelijk thuis wonen. Af en toe liet ze het gasfornuis aanstaan, maar ze had voldoende hulp in de buurt. Totdat ze viel, haar schouder brak en een stel ribben kneusde. Vanaf dat moment zat ze met een bewegingssensor op een stoel voor een muur. Toen dachten mijn broer, zus en ik: oké, ze moet naar een verzorgingstehuis. In Mook, omdat mijn zus ook in Limburg woont. Het was de eerste keer dat ik de wereld van de verzorgingstehuizen binnenkwam. Ik vond het ontluisterend, al die afhankelijke mensen. Mijn moeder was nog niet geïnstalleerd of corona brak uit.’ Lees ook: Andries Tunru: ‘De neutrale kijker in mij vindt het hilarisch dat Rob heeft gewonnen’ ‘Ze had geen tv en telefoon, ze zat op een plek waar ze niemand kende, al het personeel werd ziek. Ik wist ook niet hoe het met haar ging. Toen het tehuis werd ontruimd, ging ze naar een revalidatiecentrum in Groesbeek. Daar werd ze voor een tv-scherm met André Rieu gezet. Ze was een heel ontwikkelde vrouw, André Rieu was niet haar ding, maar dat zou ze nu ineens prachtig vinden. Ze zei aan de telefoon ook steeds dat ze veel steun had aan de foto’s op haar nachtkastje. Toen mijn zus naar binnen mocht, zag ze dat het foto’s waren van wildvreemde mensen. Daar schreef ik over in mijn columns, waar ik een boekje over heb gemaakt. Daar zit geen bedoeling achter dat ik de zorg wil veranderen. Ik ben geen wereldverbeteraar, ik vond het gewoon goede verhalen.’ Hoe was de band met je moeder voordat ze ziek werd? ‘Het was een vrij afstandelijke relatie die hechter is geworden nadat mijn vader overleed. Ik krijg soms mails van lezers die zeggen dat demente mensen het fijn vinden als je hun oorlelletje streelt. Dat zou heel vreemd zijn. Mijn moeder en ik zaten nooit hand in hand naast elkaar. Het was gewoon koffiedrinken en een praatje maken over het weer. Ze komt uit een andere tijd, inmiddels is ze 89. Als je ergens mee zat, dan ging je niet naar mijn moeder.’ Je groeide op in Velp, waarover je ooit zei: ‘Het waren lange dagen daar’. Was het er echt zo saai of jij zo wild? ‘We hadden gewoon een heel saai gezin. We woonden in een rijtjesblok en bij ons in de straat woonden vier collega’s van mijn vader, allemaal ambtenaren van de provincie. Mijn ouders kwamen uit Brabant en konden niet echt wennen aan Arnhem en omgeving; in hun ogen een brutaal gebied. Ze waren goede mensen, maar heel braaf, wat ik zelf tot mijn dertiende ook was. Een soort ambtenaar onder de kinderen. Daarna ging ik me afreageren en sloeg ik los. Ik luisterde niet, was vervelend, werd van school gestuurd.’ Na je middelbare school deed je de lerarenopleiding en de studies Nederlands, geschiedenis en educatie & cultuur, maar je maakte niks af. ‘Als kind wilde ik beroepsvoetballer worden, alleen had ik nul aanleg. Later wilde ik naar de toneelschool, maar dat mocht niet. Ik had een oude vader, hij was geboren in 1925. Dat er voor toneel een school was, paste niet in zijn plaatje. Ik had geen idee wat ik dan wilde, maar ik was heel blij dat ik het huis uit ging. Studeren in Nijmegen, maakte niet uit wat. Ik vond de studententijd geweldig. In mijn herinnering was iedereen links, liep rond in zwarte kleren en ging elke avond uit. Alles werd de hele tijd bezet, er waren veel studentenacties.’ Hoe ben je alsnog de journalistiek ingerold? ‘Ik woonde heel prettig in woongroepen, met een uitkering. Tot ik op een dag werd opgehaald door een busje: ‘Jij gaat naar Nieuwersluis.’ Ik had alle papieren van de militaire dienst weggegooid, maar ik bleek tot de laatste lichting te behoren. Ik dacht: straks moet ik echt in het leger. Toen heb ik dienstgeweigerd en nog geen week later ging ik aan de slag bij de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag. Anderhalf jaar werken voor minimaal salaris in plaats van militaire dienst. Ik moest langsgaan bij bekende auteurs, ter plekke hun plakboeken met knipsels ontfutselen en aan de hand daarvan heel kort hun levensverhaal opschrijven. Kopieën daarvan kwamen in documentatiemappen die konden worden ingezien in bibliotheken. Het was niet zo dat ik vroeger thuis al zat te schrijven, maar mijn stukjes bleken verrassend goed te zijn. Iedereen lag in een deuk. Niet eerder had ik ervaren dat ik ergens goed in was. Dat bleef hangen: ik kan iets. Toen ben ik in deeltijd journalistiek gaan studeren in Tilburg.’ Was je meteen in trek? ‘Na een stage bij de Volkskrant vroeg de adjunct-hoofdredacteur van HP/De Tijd: ‘Waarom kom je ook niet hier stage lopen?’ Ik was wel toe aan een nieuwe stap. Op naar Amsterdam, onderbetaald. Maar ik vond HP/De Tijd een geweldig blad en Amsterdam een fantastische woonplaats. Na vijf jaar in vaste dienst ben ik gaan freelancen. Al snel kreeg ik een column bij Intermediair, waar ik naam maakte met reportages die nergens over gingen. Dat werd mijn handelsmerk. Daarna ging het vanzelf.’

Het bericht Marcel van Roosmalen: ‘Ik ben geen lachebekje, maar toch wel een leuke man’ verscheen eerst op V!VA - Niets te verbergen.


Viewing all articles
Browse latest Browse all 2509